Frederik Muller Jzn

Frederik Muller Jzn
Frederik Muller Jzn
Algemene informatie
Geboren 26 februari 1883
Geboorteplaats Haarlem
Overleden 28 december 1944
Overlijdensplaats Leiden
Land Vlag van Nederland Nederland
Beroep hoogleraar Latijn; Graecus
Dbnl-profiel
Portaal  Portaalicoon   Literatuur

Frederik Muller Jzn[1] (Haarlem, 26 februari 1883 – Leiden, 28 december 1944) was een Nederlands classicus, hoogleraar Latijn aan de Universiteit van Amsterdam en die van Leiden. Hij is in Nederland vooral bekend door zijn Griekse en Latijnse woordenboeken.

Leven

Muller doorliep het gymnasium te Leiden van 1895 tot 1901; hier had hij als leraar klassieke talen P.H. Damsté. Na in Groningen zijn kandidaats te hebben behaald, voltooide hij in 1907 zijn studie klassieke talen in Utrecht, waar hij ook colleges liep bij de Sankritist Willem Caland. Daarna heeft hij in Parijs college gelopen bij de taalkundige Antoine Meillet, in Leipzig bij Karl Brugmann, en te Halle bij Georg Wissowa en Friedrich Bechtel. Na terugkomst in Nederland promoveerde hij in 1910 cum laude bij P.H. Damsté (die inmiddels hoogleraar in Utrecht was geworden) op een onderwerp dat hem door zijn leermeesters te Halle was gesuggereerd: een onderzoek in hoeverre de studie van de etymologie bij de Romeinen afhankelijk was van eerdere Griekse studies op dit gebied[2]. Hij trouwde op 28 december 1910[3] en werd leraar, eerst in Zwolle, daarna te Utrecht, en sinds 1913 in Den Haag. In zijn vrije tijd was hij begonnen met de voorbereiding voor het deel 'Italische Dialecten' van een heruitgave van August Ficks Vergleichendes Wörterbuch der indogermanischen Sprachen. De Eerste Wereldoorlog heeft het verschijnen hiervan in de weg gestaan. Een deel van Mullers onderzoekingen is evenwel vastgelegd in zijn Latijnsche woordverklaringen op semantisch-taalhistorischen grondslag. In 1919 werd Muller Jzn in Amsterdam benoemd tot hoogleraar Latijn als opvolger van de op 62-jarige leeftijd overleden Jan Wibertus Beck. Twee jaar later accepteerde hij de uitnodiging van de Leidse universiteit om aldaar deze zelfde leerstoel te bekleden, als opvolger van J.J. Hartman. Hier bleef hij werkzaam tot aan zijn overlijden. Muller Jzn was sinds 1925 lid van de KNAW.

Muller Jzn. bezat een eigenzinnig en wilskrachtig karakter, maar op het eind van zijn leven nam volgens zijn leerling J.H. Waszink zijn eigengereidheid toe[4], hetgeen ertoe leidde dat hij zijn pro-Duitse gezindheid ook na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog niet heeft laten varen. Hij was dan ook lid van de Nederlandsche Kultuurraad.[5]

Werk

Muller Jzn. had speciale belangstelling voor de (historische) taalkunde; dat blijkt al direct uit zijn proefschrift. Gevraagd door uitgeverij J.P. Wolters of hij een nieuwe editie van het Griekse woordenboek van A.G.H.P. van den Es wilde verzorgen[6], kwam Muller met voorstel een geheel nieuw Grieks woordenboek samen te stellen. Zijn beoogd publiek bestond hierbij niet langer alleen uit gymnasiasten, maar ook studenten en leraren. Daarom voegde hij aan tal van lemmata korte etymologische notities[7] toe. In de loop van de drie edities van dit woordenboek werd het werk van steeds meer Griekse schrijvers geïncorporeerd. Voor die tijd betrekkelijk nieuw was dat ook op papyri overgeleverde teksten waren meegenomen. Opmerkelijk is verder dat een hoogleraar Latijn verantwoordelijk was voor dit Griekse woordenboek. Daarna verzorgde Muller de derde en vierde editie[8] van het Latijnse woordenboek van Van Wageningen. Ook hier werden lemmata van een taalkundige inleiding voorzien. In 1926 verscheen zijn wetenschappelijke hoofdwerk, het zeer specialistische Altitalisches Wörterbuch. Dit boek verscheen in de serie Göttinger Sammlung indogermanischer Grammatiken und Wörterbücher en is een etymologisch woordenboek waarvan de lemmata bestaan uit de (volgens Muller) 'oer-italische' vorm van latijnse en oskisch-umbrische woorden[9].

Hiermee was de reeks van zijn grote taalkundige werken, die getuigen van een buitengewone werkkracht, afgesloten. Hij verzorgde nu herdrukken van zijn woordenboeken, schreef tal van filologische artikelen[10], en begon zich ook meer bezig te houden met romeinse godsdienstgeschiedenis. Hiervan benadrukte hij de Italische elementen, daarmee bewust ingaand tegen de overheersende trend om al wat romeins was terug te voeren tot Griekse voorbeelden.

Publicaties in boekvorm

  • 1910: De veterum imprimis Romanorum studiis etymologicis. Pars Prior. Proefschrift over antieke taaltheorieën, zoals die van Plato, Aristoteles, de Stoïcijnen, Lucius Aelius Stilo en, het uitgebreidst van allen, Varro (Varro was de auteur van een boek over de Latijnse taal: De lingua latina libri XXV ) Het Pars Prior (eerste deel) uit de titel geeft aan dat Muller Jzn. van plan was later de ontwikkeling van de etymologie te Roma na Varro (bijvoorbeeld Isidorus, auteur van de Etymologiarum libri viginti) te behandelen. Dit vervolgdeel is nooit verschenen.
  • 1919: Syntaxis: Latijnse syntaxis, deel twee van een Latijnsche Leergang voor Gymnasia en Lycea.
  • 1919: Cicero in zijn blijvende beteekenis. Rede ter aanvaarding van het hoogleeraarsambt aan de universiteit van Amsterdam.
  • 1920: Latijnsche woordverklaringen op semantisch-taalhistorischen grondslag.
  • 1920: Grieksch Woordenboek.
  • 1921: Grieksche kunstgeschiedenis.
  • 1921: Derde druk van het Latijnsch Woordenboek van J. van Wageningen.
  • 1921: De Confessiones van Augustinus. Inaugurele rede, uitgesproken bij de aanvaarding van zijn hoogleeraarschap te Leiden.
  • 1926: Altitalisches Wörterbuch.
  • 1927: Augustus. Over de relatie van de titel 'Augustus' met de Romeinse religie.
  • 1928: Samen met E.H. Renkema: Beknopt Latijnsch-Nederlandsch Woordenboek
  • 1932: De "Komst" van den Hemelgod. Over antieke godsdienstgeschiedenis.
  • 1934: De beteekenis van het Labyrinth. Over antieke godsdienstgeschiedenis.
  • 1933: Samen met J.H. Thiel: Beknopt Grieksch-Nederlandsch Woordenboek
  • 1940: Het reveil van Augustus. Diesrede uitgesproken als rector magnificus der Leidse Universiteit op 8 februari 1940.

Bronnen

J.H. Waszink: Muller Jzn., Frederik (1883-1944), in het Biografisch Woordenboek van Nederland. De rectoraatsoverdrachtsrede waaraan gerefereerd wordt door Waszink, is hier te vinden.

Voetnoten

  1. Jzn staat voor: Jacobszoon. Zijn vader (1858 - 1945, hoogleraar Nederlands te Leiden) heette Jacob Wijbrand Muller. Vgl. het Album promotorum Utrecht, 1815-1936, Utrecht, 1963, blz. 202, waar als auteur van Frederik Mullers dissertatie wordt gegeven: Fredericus Muller, Jac. fil. Harlemensis, waarbij Jac. fil = Jacobi filius, 'zoon van Jacob'). De grootvader van Frederik Muller Jzn was de Amsterdamse bibliograaf en boekhandelaar Frederik Muller en zijn oom de Utrechtse archivaris Samuel Muller Fz.
  2. De veterum imprimis Romanorum studiis etymologicis: Over etymologisch onderzoek bij de ouden, met name de Romeinen.
  3. Met de groningse Sibilla Plantina Nieboer. Zij overleed op 53-jarige leeftijd op 23 november 1937
  4. In zijn herdenkingsartikel, zie Bronnen
  5. Ziehier bijv. de aankondiging van de samenstelling van deze pro-Duitse raad in de De Nieuwe Tilburgsche Courant van 12 Februari 1942: https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010316152:mpeg21:pdf
  6. Zie hier voor meer informatie: http://www.fryske-akademy.nl/fileadmin/Afbeeldingen/Hoofdpagina/pdf_files/woordenaar12.pdf[dode link].
  7. De taalkundige behandeling der woorden aan het einde der artikels is in de meeste gevallen niet voor gymnasiasten bestemd (Uit het voorwoord).
  8. Een vijfde editie is wel voorbereid door Muller, maar nooit verschenen. In 1965 verscheen een herdruk van deze vierde druk, waarvan A.D. Leeman in het Ten Geleide zei: "dit woordenboek dat in zijn typografische presentatie van het Latijnse woordmateriaal uniek op de gehele wereld is en ook in andere opzichten door geen enkel woordenboek wordt geëvenaard".
  9. Deze opzet maakt het boek moeilijker hanteerbaar omdat men niet, zoals gebruikelijk, alfabetisch geordend de Latijnse woorden voorgeschoteld krijgt, maar de oorspronkelijke vormen hiervan, die men dus eigenlijk al moet kennen om het boek te kunnen hanteren. Vgl. Alfons Nehring, in zijn recensie in Gnomon, 1930, Bd.6, Hft.10: Muller setzt vorhistorische, als uritalisch oder italo-keltisch gedachte Stichwörter an (...) Das erschwert natürlich das Auffinden. Es setzt im Grunde genommen schon immer bis zu einem gewissen Grade die Kenntnis der Etymologie und zwar der besonderen etymologische Auffassung des Autor voraus. en Antoine Meillet, in de bibliographie van zijn Esquisse d'une histoire de la langue latine, 6e druk, blz. 285: Très personnel, au courant; mais de consultation malaisée.
  10. Zie hier voor een (incomplete) lijst. Hier moet in ieder geval nog aan toegevoegd worden: Over het natuurgevoel der Romeinen, in: Onze eeuw, afl. 1, 1917; La Linguistique et l'Enseignement du Latin. Phonétique et Morphologie, Revue des Études Latines, 1924; Situatie van de klassieke opleiding in Nederland, 1935, in Stemmen des Tijds, nr 25, 1936, alsmede zijn artikelen in de Indogermanische Forschungen en in het Nederlandse Hermeneus. Gearchiveerd op 2 december 2022.
Bibliografische informatie
Voorganger:
Paul Christiaan Flu
Rector magnificus van de Universiteit Leiden
1939-1940
Opvolger:
Alexander Willem Byvanck